Het Zoerselse softwarebedrijf Avia-gis krijgt een Europese subsidie van 1,6 miljoen euro om zijn pakket Vecmap Europees te implementeren. Met Vecmap kunnen vector-gebaseerde ziekten in kaart worden gebracht om deze efficiënter en met minder gif te bestrijden.
Vector-gebaseerde ziekten zijn aandoeningen die door vectoren as teken, muggen en vliegen op mens worden doorgegeven. Bekende voorbeelden zijn onder meer de ziekte van Lyme, dengue en malaria. Avia-gis ontwikkelde Vecmap met de hulp van het ESA (European Space Agency) om wereldwijd de risico’s op bepaalde vector-gebaseerde ziekten minutieus in kaart kan brengen.
‘De procedure tot op vandaag om vast te stellen of een bepaalde streek een risicogebied is voor een ziekte zoals bijvoorbeeld malaria, is kostelijk, traag en weinig nauwkeurig’, zegt ceo Guy Hendrickx. ‘Na jaren onderzoek hebben we met Vecmap voor de eerste keer wereldwijd een methode ontwikkeld die snel en gedetailleerd een risicoberekening kan maken voor ziektebrengers zoals de tijgermug. Het is een instrument dat wereldwijd overheden, onderzoekers en medische professionals in staat zal stellen om snelle diagnoses en analyses te maken en de bestrijding van de oorzaak van deze ziektes accurater en gerichter uit te voeren.’
Vecmap zal ook in de private sector zijn sporen nalaten. Sinds 2014 is er een Europese richtlijn actief die lidstaten verplicht om het massale gebruik van milieubelastende bestrijdingsmiddelen zoals pesticiden om te zetten in een geïntegreerde bestrijdingsaanpak (IPM – Integrated Pest Management).
Hendrickx: ‘Vandaag wordt binnen de EU bijna vierhonderdduiznd ton aan pesticiden gebruikt. Meestal omdat er aan ‘carpet bombing’ gedaan wordt. Het hele risicogebied wordt letterlijk uitgerookt met pesticiden, een milieubelastend en ongezond proces. Met Vecmap brengen we onze risicokaart tot op huiskamerniveau, waar we exact de broeihaarden gaan bepalen. Dit in combinatie met een geïntegreerde bestrijdingsaanpak moet ons in staat stellen om op lange termijn het aantal pesticiden op Europees niveau te reduceren tot maximum 30 tot 40 procent van het huidige verbruik.’